We spraken Pieter Jansen, directeur van onderwijscoöperatie T-PrimaiR, over zijn visie op het basisonderwijs. Want hoe werk je als schoolbestuur in het hier en nu aan de school van de toekomst?
Kun je in een notendop toelichten waar onderwijscoöperatie T-PrimaiR voor staat?
T-PrimaiR is een samenwerkingsverband in Tilburg en omliggende gemeenten. Het merendeel van de leerlingen in deze regio gaat uiteindelijk naar het voortgezet onderwijs in Tilburg. De rol van T-PrimaiR is om binnen het basisonderwijs zoveel mogelijk de bestuurlijke samenwerking te versterken waardoor alle kinderen in de regio Tilburg zich optimaal kunnen ontwikkelen.
In Nederland lopen o.a. ten gevolge van het overheidsbeleid de kansen van kinderen steeds verder uiteen. In een grootstedelijke context wordt die ongelijkheid steeds groter en meer zichtbaar dan in de kleinere gemeenten. De oorzaken zijn voornamelijk meer diversiteit in culturele achtergronden, toename van laaggeletterdheid en toename van armoede.
Hoe vinden we daar oplossingen voor? Dat is kort gezegd de opdracht die wij ons stellen in ons Onderwijsmanifest 2019-2022. Wij staan voor een optimale ontwikkeling van kinderen door middel van goed en eigentijds onderwijs met voldoende variatie waarin naast leerresultaten het welzijn en welbevinden centraal staat. We werken als partner pro-actief en constructief mee aan de sociaal economische ontwikkeling van de bewoners van de regio Tilburg. Onze kinderen zijn immers onze werknemers van de toekomst.
Wat is jullie visie op het basisonderwijs en op de school van de toekomst?
De opdracht van het onderwijs is in basis drieledig, namelijk kwalificatie (beheers ik de vakken?), socialisatie (hoe verhoud ik me tot de mensen in mijn omgeving?) en personificatie (wie ben ik, wie wil ik zijn?). Met name bij die laatste twee componenten komt de omgeving sterk in beeld en is het steeds zichtbaarder dat er in de grote steden behoorlijke verschillen zijn.
Wij zien een school als ontmoetingsplek in een wijk of buurt, die bijdraagt aan de sociale cohesie en zich openstelt in het belang van kinderen voor samenwerking met partners op een breed terrein. Daarmee is de school een vindplaats voor opvoed- en opgroeivraagstukken en een veilige plek voor ouders en kinderen.
"Een school moet zich bewust zijn van de context waarin de kinderen opgroeien en probeert aan te sluiten op de verschillende thuissituaties."
Een school moet zich bewust zijn van de context waarin de kinderen opgroeien en proberen aan te sluiten op de verschillende thuissituaties. Daarbij moeten we samen kijken wat de rol van de school is en wat de rol is van andere partijen zoals buurt- en jongerenwerk of Jeugdzorg. Maar we kijken ook breder naar partners die bijdragen aan de talentontwikkeling van kinderen, zoals de sportverenigingen of cultuurinstellingen. En ook in het groene domein, zoals natuur en duurzaamheid.
Kinderen die van huis uit minder meekrijgen, moeten we daar anders in voorzien. Dat betekent met elkaar keuzes maken die passen bij de school en de wijk. Om dat – gegeven de complexiteit – toch in samenhang te doen is de coöperatie opgericht, als oplossing om collectief vanuit één beeld naar buiten te treden.
Neem bijvoorbeeld de buitenschoolse activiteiten van de BSO’s. Die BSO’s nemen best in kwaliteit toe, maar vooral waar ouders het kunnen betalen. Dit vormt een soort verlengde schooltijd, kinderen maken zeker stappen in die socialisatie en personificatie. Maar daar willen we ook in kunnen voorzien in de kwetsbare wijken. T-PrimaiR pleit voor Kinderopvang in het publieke bestel om dat voor meer kinderen toegankelijk te maken. We proberen de voorwaarden te creëren dat partijen in de wijken elkaar makkelijk kunnen vinden, zowel op bestuurlijk als op uitvoerend gebied.
Wat vraagt dat concreet van schoolbesturen en directeuren?
Schooldirecteuren krijgen vanuit ons op verschillende vlakken data, een netwerk en ondersteuning aangereikt. Maar scholen hebben nog altijd behoorlijk wat autonomie in de manier waarop zij hun eigen plannen invullen.
Een goed voorbeeld is de Community Urban Education, een samenwerking gericht op de vraag hoe leerkrachten zo goed mogelijk geëquipeerd kunnen worden in het effectief lesgeven in een grootstedelijke context. Het geloof in eigen kunnen van kinderen speelt daarbij een voorname rol. Maar dan moeten allerlei complexe bewegingen doorbroken worden, zoals vooroordelen en sturing door ouders. Kinderen moeten leren weerstand te bieden en stevig in hun schoenen te staan. Een aantal PO-scholen in de regio doet hier aan mee, maar het is aan de schoolbesturen en directeuren zelf om daarover te beslissen.
Daarnaast nemen medewerkers vanuit de schoolkoepels en andere partners deel aan projectgroepen en regiegroepen, T-PrimaiR is een netwerkorganisatie. Een duurzame samenwerking groeit als partijen elkaar beter leren kennen. Minder aan de vergadertafel en meer bij elkaar over de vloer en in het werkveld. In die ‘ontschotting’ zitten zeker nog groeimogelijkheden om samen de ongelijkheden aan te pakken.
Heeft de coronacrisis invloed gehad op de ongelijkheden tussen kinderen?
Er zijn zeker wel negatieve effecten op de gelijkheid in kansen, maar de omvang en de aard van die effecten zijn nog helemaal niet met zekerheid te duiden. Kinderen zijn eigenlijk heel flexibel en hun ontwikkeling is weinig voorspelbaar. Hier zit duidelijk spanning tussen wat de media steeds communiceert en wat scholen ervaren. Maar dat deze periode heel intensief is geweest en dat niet alle thuissituaties even geschikt waren voor thuisonderwijs, dat staat vast.
Ieder jaar bieden wij in onze regio op negen plaatsen zomerscholen aan. Voor mij is dit ‘Edutainment’, een combinatie van onderwijs en leuke activiteiten. Die draaien dit jaar meer uren en ontvangen meer leerlingen.
Wat wil je scholen adviseren nú te doen/veranderen?
Het gaat er vooral om dat scholen zich bewust zijn van de omgeving waar de school staat. Dat geldt voor alle scholen, niet alleen in achterstandswijken. Ook in ‘betere’ wijken zijn problemen waar we oog voor moeten hebben, maar dan weer van ander karakter. Bijvoorbeeld kinderen die al veel te vroeg heel zelfstandig moeten zijn omdat beide ouders werken of kinderen van gescheiden ouders.
Oplossingen kunnen heel situationeel zijn, daar is maatwerk voor nodig. Belangrijk is ook onze verschuiving ‘van meetbaar naar merkbaar’. We weten niet alles op voorhand in aantallen te benoemen, maar willen zeker merkbare verschillen teweeg brengen!
En realiseer je dat de beweging nooit af is. Wanneer we aan de ene kant ergens een oplossing creëren, betekent dat soms dat ergens anders weer een probleem opduikt. Maar het belangrijkste is dat we met elkaar bewust zijn van deze problematiek. Wat hebben kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar en hun ouders nodig?
Pieter Jansen is directeur bij T-PrimaiR, een onderwijscoöperatie waarin bestuurders van de onderwijsorganisaties in het primair onderwijs in Goirle, Hilvarenbeek, Oisterwijk en Tilburg zich hebben verenigd. Zij werken samen in het belang van de ontwikkeling van hun leerlingen en staan voor een sterke onderwijsagenda.