In 2024 bleef het ziekteverzuim in het onderwijs een punt van aandacht, ondanks een lichte daling ten opzichte van 2023. In het eerste kwartaal van 2024 lag het verzuim op 6,0%, iets lager dan de 6,2% in 2023, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dat is goed nieuws, maar het percentage ligt nog steeds boven het landelijke gemiddelde van 5,5%. Dit laat zien dat er nog meer nodig is om het verzuim verder te verlagen.
Een duurzame aanpak
Verzuim gaat verder dan ziek zijn. Er zijn veel andere niet-medische redenen die kunnen zorgen voor langdurig verzuim. Denk hierbij aan privéomstandigheden, psychische klachten of situaties die ontstaan op de werkvloer. Hoe je als werkgever het beste kunt handelen, hangt af van de oorzaak van het verzuim. Dit vraagt om een open gesprek met de medewerker, waarbij je niet alleen luistert naar de oorzaak van de afwezigheid, maar ook samen kijkt naar mogelijke oplossingen. Op basis van deze inzichten kies je een aanpak die niet alleen aansluit bij de situatie van de medewerker, maar ook de continuïteit binnen het onderwijs waarborgt. Het doel is een duurzame oplossing te vinden die zowel het welzijn van de medewerker verbetert als de organisatie sterker maakt.
Verzuim verlagen is maatwerk
Er zijn verschillende manier voor verzuimreductie, zoals het ontwikkelen van beleid, het verbeteren van de uitvoering daarvan, en het monitoren en begeleiden van medewerkers tijdens hun verzuim. In veel gevallen is het een combinatie van verschillende maatregelen die zorgt voor het verlagen van verzuim. Elke organisatie en ieder persoon heeft unieke behoeften als het gaat om verzuimreductie. Voor sommige organisaties ligt de winst vooral in het verbeteren van bestaand beleid en de uitvoering daarvan, terwijl andere organisaties baat hebben bij een intensievere samenwerking met de arbodienstverlener, meer preventieve maatregelen of het bieden van extra kennis en handvatten voor leidinggevenden.
Daarnaast kun je er niet vanuit gaan dat wat voor de ene persoon werkt, ook een passende oplossing is voor de ander. Er is niet één oplossing voor verzuimreductie, een duurzame verzuimaanpak vraagt om maatwerk. Wat in ieder geval belangrijk is, is om regelmatig te evalueren. In sommige gevallen zie je snel resultaat, terwijl het in andere situaties meer tijd kost voordat de effecten zichtbaar worden. Dit is het moment om te beoordelen of de volgende stappen in de planning staan of dat er nieuwe prioriteiten en behoeften zijn ontstaan die kunnen bijdragen aan verdere verzuimreductie.
Hoe Driessen grip houdt op verzuim
Luuk van Erp, casemanager verzuim bij Driessen, licht toe hoe Driessen omgaat met verzuim: “Bij Driessen hebben we een gespecialiseerde afdeling voor zowel kort als lang verzuim. Kort verzuim fungeert als een filter, deze afdeling kijkt of iemand echt ziek is of dat er andere factoren spelen. In de beginfase kun je namelijk al veel verschil maken. Een goede aanpak van kort verzuim helpt om langdurig verzuim te voorkomen of in de juiste banen te leiden. Waar de bedrijfsarts bij veel organisaties pas na zes weken wordt ingeschakeld, gebeurt dit bij Driessen al rond week drie. De bedrijfsarts kan dan eerder advies geven over wat er daadwerkelijk speelt. Op basis van dit advies stellen we een maatwerkplan op en op basis van dit advies bepalen we of het om kort of lang verzuim gaat.
Wij werken op regioniveau en hebben een sterke band met onze opdrachtgevers. Iedere opdrachtgever heeft één vast aanspreekpunt, waardoor we echt maatwerk kunnen leveren. Daarnaast is Driessen risicodrager voor de Ziektewet. Normaal gesproken gaat een medewerker die ziek uit dienst gaat en nog niet volledig hersteld is over naar het UWV, dat vervolgens de begeleiding op zich neemt. Bij Driessen blijft de medewerker onder onze vleugels. Dit betekent dat het verzuimtraject gewoon doorgaat, zonder dat de medewerker opnieuw alles hoeft toe te lichten of een nieuwe bedrijfsarts en contactpersoon krijgt.”
Benieuwd wat Driessen voor jouw organisatie kan betekenen? Neem gerust contact met ons op en ontdek hoe wij kunnen bijdragen aan een stabiele en prettige werkomgeving, waar leraren met plezier lesgeven en leerlingen de begeleiding krijgen die ze verdienen.